Hoofdstuk 5 Waterkwantiteit en hydrodynamiek
5.1 Waterstanden
Voor de stations Stavenisse, Roompot binnen, Marollegat en Krammersluizen (figuur 5.1) wordt de waterstand weergegeven. Naast deze 4 stations worden zijn er ook voor andere locaties waterstanden gemeten. Voor nu is ervoor gekozen om deze niet weer te geven.
Figuur 5.1: Ligging meetstations voor de waterstand in de Oosterschelde
De hoog- en laagwaterstanden verschillen enigzins per locatie. Opvallend is de verandering in het verschil tussen hoog- en laagwaters enige jaren na 1986. Dit valt samen met het sluiten van de Oosterscheldekering (1986).

Figuur 5.2: Hoogwater- en laagwaterstanden per meetstation

Figuur 5.3: Hoogwater- en laagwaterstanden per meetstation

Figuur 5.4: Hoogwater- en laagwaterstanden per meetstation

Figuur 5.5: Hoogwater- en laagwaterstanden per meetstation
De frequentieverdeling van de opgetreden waterstanden per station.
5.2 Zeespiegelstijging tot nu toe (klimaatscenario’s)
De zeespiegel langs de Nederlandse kust wordt gemeten op 6 zgn hoofdstations. Vlissingen is het dichtst bij de Oosterschelde. De meetseries in de Oosterschelde is niet lang genoeg zijn en beïnvloed door de deltawerken. RWS metingen tonen aan dat de waterhoogte in de Oosterschelde die van de Noordzee volgen.
Tekst en figuur in deze paragraaf komen uit de Zeespiegelmonitor (Stolte et al. (2022)).
In fig. 5.6 is de huidige gemiddelde zeespiegel voor de Nederlandse kust uitgezet tegen de tijd. De huidige zeespiegel is voor 2021 vastgesteld op 7.6 cm boven NAP. Waar in de vorige rapportage nog rekening werd gehouden met een lineaire stijging van 1.86 mm/jaar, is sinds 2022 overgegaan op een gebroken lineaire stijging, waarbij de stijging na 1993 berekend is op 2,9 mm/jaar. Dit is ook de stijging die verwacht wordt voor de komende 15 jaar.
De zeespiegelstijging bij Station Vlissingen wijkt nauwelijks af van het gemiddelde voor de Nederlandse kust en bedraagt 2,8 mm/jaar (Stolte et al. (2022)).

Figuur 5.6: Huidige zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust op basis van het gemiddelde van de zes hoofdstations. De grijze meetpunten zijn gecorrigeerd met een gemiddelde windopzet. De zwarte punten laten metingen zien gecorrigeerd voor jaarlijks variabele windopzet met behulp van het Global Tide and Surge Model (GTSM). Voor meer informatie, zie Stolte et al. (2022).
Verdere informatie over het effect van zeespiegelstijging op het Oosterschelde systeem is te vinden op de betreffende pagina in de delta-expertisewiki
5.3 Golven
NB! Via Waterinfo was het enkel mogelijk om voor een korte periode golfgegevens op te vragen. Deze korte periode (3 maanden) wordt nu hier weergeven. Dit zal in een latere versie geupdate worden.
Voor vier locaties (figuur 5.7) wordt de golfhoogte weergegeven. Er zijn meerdere locaties waar de golfhoogte voor langere of korte periode is gementen. Voor nu wordt enkel deze vier locaties weergegeven.
De golfhoogte wordt met verschillende meetinstrumenten gemeten. Marollegat - stappenbank Keeten - Non-directional waverider Roggeplaat - nb Roompotsluis - nb
Figuur 5.7: Ligging meetstations voor de waterstand in de Oosterschelde
Gemiddele hoogste deel van de golven (H1/3)
De gemiddelde golfhoogte van het hoogste 1/3 deel van de golven in de Oosterschelde uit het spectrale domein Oppervlaktewater golffrequentie tussen 30 en 500 mHz zijn voor de 3 meest recente maanden getoond (figuur 5.8).

Figuur 5.8: De gemiddelde golfhoogte van het hoogste 1/3 deel van de golven in de Oosterschelde uit het spectrale domein Oppervlaktewater golffrequentie tussen 30 en 500 mHz voor 3 recente maanden.
5.4 Stroomsnelheden en getijatlassen
De Oosterscheldekering vormt een relatief open verbinding tussen het estuarium en de zee. Hierdoor is er sprake van significante uitwisseling tussen beide gebieden. Hoge stroomsnelheden door de Oosterscheldekering leiden tot neervorming voor en achter de kering en ontgrondingskuilen (Taaijmakers et al. 2012; Broekema, Labeur, and Uijttewaal 2018). RWS heeft in 2014 en 2016 in de nabijheid van deze ontgrondingskuilen stroomsnelheden gemeten gedurende een getijdeperiode, welke nu ook met numerieke modellen kunnen worden gesimuleerd (Tiessen et al. 2019).
Achter de kering in de Oosterschelde nemen pieksnelheden af door het toegenomen doorstroomoppervlakte. Echter, in geulen kan ook in de Oosterschelde zelf nog sprake zijn van aanzienlijke stroomsnelheden van meer dan 1m/s.
De verblijftijd van de achterliggende delen van de Oosterschelde is redelijk lang. Het westelijk deel (nabij de zee) wordt snel ververst (verblijfstijd gemiddeld 20 dagen) als gevolg van de getijdewerking. In het oostelijk deel is de duur voordat het water wordt ververst met zeewater aanzienlijk langer (met een gemiddelde verblijfstijd van 135 dagen). Dit is voornamelijk veroorzaakt door de vorm van het estuarium (relatief langerekt) maar is ook nadelig beïnvloed door de aanleg van de Oosterscheldekering waardoor het getijde prisma met 30% beperkt.

Figuur 5.9: Verblijfstijd van de Oosterschelde berekend als tijd die nodig is om de watermassa te vervangen. Voor details wordt verwezen naar (Jiang et al, 2019).
Debiet
De debieten nemen verder het estuarium in aanzienlijk af: Waar over de lijn Zierikzee-Colijnsplaat nog sprake is van een maximaal debiet van ongeveer 50.000 m3/s (zogeheten raai 3b), is dit tussen Yerseke en St Maartensdijk (raai 7) afgenomen tot 25.000m3/s en in het Mastgat (ten oosten van de lijn Ouwerkerk-Stavenisse, raai 4) slechts 8.000m3/s.

Figuur 5.10: Debiet gemeten en gemodelleerd voor (debietsraai 3b) nabij de Zeelandbrug tussen de haven van Zierikzee en Colijnsplaat.

Figuur 5.11: Debiet gemeten en gemodelleerd voor (debietsraai 7) in het oostelijk deel van de Oosterschelde.

Figuur 5.12: Debiet gemeten en gemodelleerd voor (debietsraai 4) in het noordelijk deel van de Oosterschelde.
5.5 Getijatlassen
RWS heeft modellen waarmee voor elk punt in de Oosterschelde op elk tijdstip de grootte en richting van de stroomsnelheid kan worden berekend. De berekeningen worden getoond in zgn “getijatlassen”, waarin stroming en richting voor een zeker moment na hoog water wordt weergegeven. Deze atlassen zijn beschikbaar voor de monding, de noordtak en kom. Het is belangrijk om te beseffen dat stroomrichting en grootte op de platen en slikken sterk beïnvloed wordt door de wind vanaf een windkracht van ongeveer 5BFT. Deze atlassen tonen een situatie zonder wind.
5.6 IJsgang
Tijdens strengen winters kan er op het zoute water van de Oosterschelde ijs groeien. Dat ijs wordt door het getij verplaatst. Dat verschijnsel heet ijsgang. Wanneer het lang en hard vriest kan de ijsgang een bedreiging vormen voor objecten aan het wateroppervlak zoals boeien, bakens of schelpdierkweek installaties. Sinds de ingebruikname van de kering is er op volgende momenten ijsgang geweest: Jan 1987, Feb 1991, Jan 1997, Feb 2010, Feb 2012, Mrt 2018, Feb 2021.