Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving en beheer
3.1 Korte historie van de Oosterschelde
De Oosterschelde was voor de aanleg van de Deltawerken onderdeel van het veel grotere getijdengebied van de Zuidwestelijke Delta, samen met het Veerse Gat, de Zandkreek, de Grevelingen, het Haringvliet, het Krammer- Volkerak en het Hollands Diep. Sinds de uitvoering van het Deltaplan is de Oosterschelde afgesneden van deze wateren. Met het sluiten van de Philipsdam in 1987 veranderde de Oosterschelde van een estuarium, met zijn karakteristieke zout-zoetgradiënt in een zeearm met een gelijkmatig zoutgehalte. Ze werd door de bouw van de stormvloedkering niet volledig afgesloten van de zee zoals andere deltawateren, waardoor het zoute getijdenmilieu met de bijbehorende natuurwaarden en de mogelijkheden voor de visserij grotendeels gespaard bleven. In 2002 is de Oosterschelde aangewezen als nationaal park, waarmee ze met bijna 40.000 ha het grootste nationale park in Nederland is. De Oosterschelde is een belangrijke schakel in de keten van waterrijke gebieden waar trekvogels eten zoeken en rusten. Vooral in het voor- en najaar en de winter verblijven grote aantallen steltlopers in dit gebied.
Het huidige Oosterscheldelandschap is in zijn ruimtelijkheid, cultuurhistorie, ecologie en economische exploitatie een uniek, modern cultuurlandschap. Naast een Natura2000-gebied is de Oosterschelde van belang voor schelpdierteelt en toerisme, met name watersport en duiken. De complexe uitdaging om deze functies ook in de toekomst op een duurzame wijze te behouden wordt bijvoorbeeld beschreven in de Oosterscheldevisie 2018-2024.
https://www.deltaexpertise.nl/wiki/index.php/OS_De_Oosterschelde_VN