Hoofdstuk 9 Overzicht kennis en kennisleemtes van het ecologisch systeemfunctioneren

Ter afsluiting van de systeemrapportage wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van waarover voldoende kennis en waarover onvoldoende kennis beschikbaar is. Ofwel wat begrijpen we en wat begrijpen we (nog) niet (voldoende) van het ecosysteem-functioneren van de Oosterschelde voor zover dat nodig is voor het beheer van de Oosterschelde?

Het overzicht is gebaseerd op een gezamenlijk deskundigenoordeel. Tijdens een Expertbijeenkomst d.d. 3 oktober 2023 is het overzicht gezamenlijk opgesteld. Aanwezig waren experts vanuit Rijkswaterstaat, Provincie Zeeland, Delta Milieu Projecten, NIOZ, Waardenburg Ecology, Wageningen Marine Research, Deltares en Staatsbosbeheer.

Visualisatie verrijkte effectketen

Het overzicht van beschikbare kennis is gevisualiseerd in een zogeheten verrijkte effectketen, waarin onderscheid gemaakt wordt tussen:

  • Toestand en trend: Weten we wat de huidige toestand is en weten we wat en of er een trendverandering van de toestand plaatsvindt of heeft plaatsgevonden? –> Vaststellen en beschrijven
  • Begrip: Begrijpen we waarom de huidige toestand zo is als hij is en begrijpen we de trendverandering(en), indien van toepassing? –> Verklaren

De toestand en trend richten zich op de beschikbaarheid van voldoende monitoringsgegevens en of deze voldoende representatief zijn om de trend en toestand van het systeem Oosterschelde te beschrijven. Het begrip richt zich op de verklaring van de toestand en trend(s).

De beschikbaarheid van kennis over de toestand en trend aan de ene kant en het begrip aan de andere kant worden beoordeeld met een kleurcodering:

  • Groen: Voldoende kennis beschikbaar
  • Geel: Kennis beschikbaar met enkele leemtes
  • Rood: Onvoldoende kennis beschikbaar
  • Wit: Onbekend / Geen beoordeling van beschikbare kennis mogelijk

Kennis van het ecosysteem functioneren van de Oosterschelde

Figuur 9.1 toont het overzicht van de beschikbare kennis van het ecosysteem-functioneren van de Oosterschelde d.d. oktober 2023. Het overzicht bevat alleen het aquatisch deel; de terrestrische ecologie is niet opgenomen in de systeemrapportage.

Overzicht d.d. oktober 2023 van beschikbare kennis voor toestand en trend en voor systeembegrip voor de Oosterschelde

Figuur 9.1: Overzicht d.d. oktober 2023 van beschikbare kennis voor toestand en trend en voor systeembegrip voor de Oosterschelde

Uit het overzicht in Figuur 9.1 blijkt dat de voornaamste kennisleemtes geïdentificeerd zijn bij:

  1. Kennis over vis in de Oosterschelde is beperkt. De huidige monitoring is te beperkt om de habitat- en kraamkamerfunctie van de Oosterschelde goed in kaart te brengen. Bij de huidige monitoring wordt alleen overdag gevist en worden ondiepe gebieden niet meegenomen. Dit resulteert in een gebrek aan gegevens over kleine vissoorten en vis die ’s nachts actief zijn. Onderzoek in het Rammegors suggereert dat er mogelijk veel jonge vis in de Oosterschelde aanwezig is, maar buiten dit gebied zijn er weinig gegevens beschikbaar over de ondiepe delen. Interessant is dat het aantal visetende vogels in de Oosterschelde aanzienlijk toeneemt, terwijl deze in de Grevelingen juist afnemen.
  2. Er zijn voldoende vogeltellingen om toestand en trend vast te stellen. Voor diverse vogelsoorten zijn trendveranderingen of trendbreuken vastgesteld die niet verklaard kunnen worden. Het is mogelijk dat een deel van de verklaring buiten de Oosterschelde gezocht moet worden.
  3. Het voedselweb als geheel en daarmee de draagkracht van de Oosterschelde voor soorten en soortgroepen. Van diverse schakels in de voedselketen zijn de toestand en trend redelijk tot goed bekend, maar van enkele schakels is onvoldoende kennis (zoöplankton, vissen). Van algen is de biomassa en de algensamenstelling redelijk tot goed bekend. Data van primaire productie is sinds 2021 beschikbaar, maar nog niet geanalyseerd. De samenhang tussen de schakels is de voedselketen en de relatie met de abiotische factoren is grotendeels onbekend. Het is daarom moeilijk om de draagkracht van de Oosterschelde te bepalen.

Per onderdeel wordt hieronder kort ingegaan op de beoordeling per categorie (soms samengevoegd).

Meteorologie & Klimaat

Het KNMI monitort langjarig de meteorologie op een aantal locaties nabij de Oosterschelde. Deze data is voldoende op trend en toestand vast te stellen. De beoordeling van het begrip is “onbekend”, omdat daar in deze systeemrapportage niet naar is gekeken.

Waterkwantiteit & Hydrodynamiek en Golven

Er is voldoende data beschikbaar voor de waterstanden en worden goed begrepen op basis van een combinatie van getij en wind. De wateruitwisseling via de Oosterscheldekering is ook goed bekend want af te leiden uit de waterstanden en komberging.

De data over debieten vanuit de aangrenzende wateren is voldoende beschikbaar. Het gaat om debiet vanuit het Volkerak-Zoommeer via de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis, uitwisseling met het Grevelingenmeer via de Flakkeese spuisluis (sinds december 2021) en uitwisseling met het Veerse Meer via de Katse Heule. Polderdebieten zijn relatief gering op schaal van de Oosterschelde; data van Waterschap Scheldestromen is voldoende beschikbaar. Ze dragen een factor 100 minder bij aan de waterbalans en daarom is een maandelijkse datafrequentie afdoende.

Hoewel de hoeveelheid metingen stroomsnelheden en golven beperkt zijn, zijn deze wel voldoende voor begrip van de toestand en van de trend. Modellen bieden de mogelijkheid om deze data met voldoende betrouwbaarheid op te vullen.

Ook metingen van saliniteit en temperatuur zijn voldoende beschikbaar en deze kunnen ook met modellen aangevuld worden. Er is niet of nauwelijks sprake van stratificatie, waardoor het gemis verticale profielen niet als een omissie gezien wordt. Watertemperatuur in de ondiepe gebieden en op droogvallende platen is een mogelijke kennisleemte vanwege het effect op organismen bij hoge temperatuur (o.a. relatie met klimaatverandering).

Bathymetrie & Morfodynamiek

Opnames van bathymetrie (vaklodingen) en raaimetingen op de intergetijdenplaten zijn voldoende om de morfodynamiek op grote schaal te volgen. Het afnemende areaal van intergetijdengebied (zandhonger) wordt voldoende begrepen, maar dit begrip dient regelmatig geverifieerd en zo nodig geactualiseerd te worden omdat het een dominant systeemproces is.

Op kleinere schaal van de platen of binnen de platen wordt in het kader van de PAGW suppleties gemeten. Integrale kennis rondom de suppleties zijn onderwerp van onderzoek en worden meegenomen in het ontwerp- en aanlegproces. De Kenniscommunity Suppleties voor Natuur heeft een kennisagenda specifiek voor suppleties.

Biotische processen spelen een grote rol in de morfodynamiek van de intergetijdenplaten op landschapsschaal. Voor een stabiele bodem is een stabiele samenstelling van bodemdieren nodig. Beweging van bodemdieren betekent daarom meer instabiliteit van de bodem, die daarmee gevoeliger is voor wegspoelen tijdens stormen. Klimaatverandering heeft hier invloed op. Exoten blijken slechter bestand tegen storm (tapijtschelp vs. kokkel). Mosselen en kokkerwormen beïnvloeden elkaar positief en spelen een rol bij het vasthouden van sediment. Niet alleen levend maar ook dood (o.a. schelpmateriaal) bepaalt stabiliteit. Kwaliteit (niet kwantiteit) van vegetatie op kwelders speelt belangrijke rol bij vasthouden van kwelders bij storm.

Overige stoffen en Waterbodemkwaliteit

In deze systeemrapportage is niet ingegaan op overige stoffen en waterbodemkwaliteit, dat wil zeggen chemische verontreinigingen van water, zwevend stof en waterbodem. Voor zowel trend en toestand als begrip wordt daarom een “onbekend” beoordeling gegeven. Deze stoffen worden (deels) in de KRW gerapporteerd.

Nutriënten (N, P, Si)

De langjarige MWTL metingen geven voldoende inzicht over de toestand en trend van de nutriënten stikstof, fosfaat en silicium. Silicium krijgt minder aandacht dan stikstof en fosfaat. Mogelijk zit hier een onbekende kennisleemte.

Algen & Primaire productie

De langjarige MWTL metingen geven voldoende inzicht over de toestand en trend van de algenbiomassa (als gram koolstof en/of als chlorofylconcentratie) en de algensamenstelling. Sinds 2021 worden primaire productie metingen uitgevoerd, waardoor er voldoende inzicht is in de toestand en begint te ontstaan in de trend. Analyse in relatie tot systeembegrip is nog niet uitgevoerd.

Het lichtklimaat is belangrijk voor algen/primaire productie. De zwevendstofconcentratie in de Oosterschelde is laag en voldoende bekend vanuit de langjarige MWTL metingen. Het lichtklimaat wordt als voldoende bekend beschouwd.

Zeegras

Zeegras kwam in grote hoeveelheden voor in het Oosterschelde, maar is thans verdwenen. Er lopen initiatieven om zeegras te herintroduceren (Natura2000). Er is derhalve voldoende inzicht in de toestand en trend van zeegras.

Wieren

Toevoegen

Zoöplankton

Er zijn geen recente metingen van zoöplankton. Deze schakel is de voedselketen is nu volledig onbekend.

Macrobenthos

Qua macrobenthos is er veel informatie beschikbaar vanuit reguliere monitoringsprogramma’s zoals MWTL en WOT. Aanvullend wordt er op projectniveau gemonitord. Het is zaak om deze goed op elkaar aan te laten sluiten. Kennis over interacties tussen benthossoorten onderling, de abiotiek en vogels/vis is van groot belang.

Vissen

Op dit moment is er een beperkt beeld van de visstand in het Oosterschelde. De MWTL-bemonstering wordt uitgevoerd met een boomkor, waarbij er eens in de twee tot vier jaar in de diepere delen van het Oosterschelde gevist wordt (dit in verband met de diepgang van de boot (Luctor)). De bemonstering wordt in het voorjaar uitgevoerd. Als gevolg hiervan ontbreekt inzicht in de visstand in de ondiepe delen en in de waterkolom van het Oosterschelde en inzicht in de variatie gedurende de seizoenen (i.v.m. intrek vanuit Voordelta/Oosterschelde).

Het is de vraag in hoeverre het in de praktijk mogelijk is om een goed beeld van de omvang van het visstand in het Oosterschelde te krijgen. Als gevolg van de uitwisseling met de Voordelta is het een komen en gaan van vissen, waarbij de verschillende seizoenen een grote rol spelen. De visstand in het Oosterschelde kun je om die reden waarschijnlijk niet los zien van de visstand en ontwikkelingen in de Voordelta. Veel van de vissen in de waterkolom bewegen zich in grote scholen door het water. In de praktijk is het lastig om voor dit soort vissen een goed beeld van de visstand te krijgen. Voor de standvissen in het Oosterschelde zal het eenvoudiger zijn om inzicht te krijgen in de omvang van het visbestand. Waarschijnlijk kunnen hiervoor de gegevens van de MWTL-monitoring als basis dienen.

Vogels

De jaarlijkse vogeltellingen geven voldoende inzicht over de toestand en trend van broedvogels en niet-broedvogels. Voor diverse vogelsoorten zijn trendveranderingen of trendbreuken vastgesteld die niet verklaard kunnen worden.

Diverse soorten steltlopers nemen in aantal af (o.a. bontbekplevier, bonte strandloper, kluut). De reden is niet altijd duidelijk. Ten dele is de omvang van het intergetijdengebied afgenomen, maar wellicht spelen andere oorzaken ook een rol. Er zijn kennisleemtes over verstoring en voedsel die relevant zijn en ontbreekt ook informatie over het broedsucces. De invloed van verstoring is toegenomen. Het zou kunnen dat dit de kwaliteit van het leefgebied dermate onder druk zet dat het duurzaam verslechterd is en de soorten weinig uitwijkmogelijkheden hebben. Dit is een essentiële kennisleemte waar meer informatie over zou moeten komen. Een factor die aan de orde is op open water, slikken, schorren en dijken.

Voedselweb

Hyperbenthos is belangrijk als voedsel voor beschermde vogels, maar slecht in beeld. Eerder werd aangetoond dat strandkrabben en garnalen een belangrijke voedselbron vormen voor vogels (o.a. Zwarts, 2009). Ditzelfde patroon is zichtbaar in de Westerschelde. Desondanks zijn er geen gegevens beschikbaar van hyperbenthos. Dit blijkt ook uit de recente data-inventarisatie (2022). De jaarlijkse MWTL gegevens (steekbuis, boxcore), zijn niet gericht op deze soorten. (Grote) krabben worden meegenomen in WOT monitoring; garnalen en voedselformaat krabben niet. De nadruk op monitoring van bodemvis zorgt voor zwarte vlekken in voedselweb en bescherming. Data en kennis van vis bestaat vooral uit (grote) bodemgebonden vis. Deze gegevens duiden o.a. in Oosterschelde op een sterk effect van klimaatverandering met verschuivende vispopulaties in de Noordzee. De kennisopbouw over estuariene soorten, kleine talrijke soorten (grondels), pelagische (voedsel) soorten, inktvisachtigen en seizoensgasten blijft daarmee achter. Opvallende patronen zijn bijvoorbeeld de toename van haaien (o.a. gladde haai, gevlekte gladde haai, ruwe haai). Tegelijkertijd nemen direct de aanlandingen toe. Bescherming van deze soorten of van de functie van de Oosterschelde als kraamkamer en/of voortplantingsgebied, of kennis ten aanzien van waardevolle habitats voor vis (schelpdierbanken, wieren, zeegras) blijft achter.

Abiotiek terrestrisch

Dit onderdeel is nog niet ingevuld in de systeemrapportage. De beoordeling van beschikbare kennis is daarom “onbekend”.

Ecologie terrestrisch

Dit onderdeel is nog niet ingevuld in de systeemrapportage. De beoordeling van beschikbare kennis is daarom “onbekend”.